Engelandreis 13 – Verloren tuinen en sticky toffeepudding

Tregony – Kenn (bij Exeter), 155 km

We tappen vers water uit de slangconfiguratie die achter de camper ligt, op hoop van zegen… het ziet er tamelijk geknutseld uit, maar ook best nieuw. Hopelijk hebben bacteriën nog geen kans gezien zich hierin te nestelen. De espressokoffie die we in Eden hebben gekocht is te fijn van maling, het potje ontploft, overal koffiedrab. Voortaan gebruiken we voor deze koffie alleen het kleine percolatortje, en dan heel voorzichtig zetten. Vandaar dat deze koffie uit het assortiment ging, zucht.

We vragen aan het meisje in de farmstore of de wegen binnendoor te doen zijn voor de camper, want de kortste weg naar de Lost Gardens of Heligan gaat in een vrij rechte lijn over witte weggetjes. Zij denkt van wel, dus we wagen het erop. We moeten één keer terug en een andere afslag nemen omdat dikke, laag overhangende takken de auto dreigen tegen te houden. Martijn verzucht naderhand: “Zo’n eind achteruit rijden is nog best lastig.” Dat wil ik geloven, 250 meter naar achteren met bij elke spiegel nog 5 cm ruimte, veel speling heb je dan niet. En dan óók nog tegemoetkomend verkeer met breedgrijnzende Engelsen die je aan de voorkant volgen. (Rare zin, maar lees ‘m nog een keer, dan kun je het misschien voor je zien?) Het lukt uiteindelijk om zonder kleerscheuren de tuinen te bereiken en we sluiten aan bij een rij geparkeerde campers.

Vier generaties van de familie Tremayne hebben tussen 1770 en 1914 een bloeiende, bijna geheel zelfvoorzienende gemeenschap gecreëerd op landgoed Heligan. Maar toen kwam de Eerste Wereldoorlog en zoals op zoveel plaatsen in Engeland, is vanaf toen ook hier de teloorgang ingezet omdat de sterke jonge mannen voor altijd verdwenen. De tuinen rondom het landhuis raakten volledig verwilderd en overwoekerd, totdat in 1990 de Nederlandse bioloog Tim Smit (hé, die naam kennen we al van het Eden Project, moet toch een actief type zijn, die Tim) en zijn zakenpartner John Nelson ergens in deze wildernis een glimp van vergane glorie ontdekten en bedachten dat hier wat moois van te maken viel. We zijn nu 26 jaar verder, en er is inderdaad wat moois van gemaakt. De tuinen en gebouwen zijn gerestaureerd, en het landgoed is zo ingericht dat bezoekers er een hele dag zoet kunnen zijn. Ook hier (net als in het Eden Project) vind je een slimme en vriendelijke combinatie van commercie en idealisme.

Misschien zijn we verwend door alle tuinen die we al gezien hebben, en door het waanzinnig bijzondere Eden Project, maar hier lopen we niet heel erg warm voor. Wel indrukwekkend zijn de kolossale rododendrons en camelia’s, die heb ik nog nooit zo groot en uitbundig bloeiend gezien. Martijn geniet vooral van de Jungle, omdat het wel heel knap is om (sub-)tropische planten hier gewoon in de buitenlucht welig te laten tieren, en ik ben gecharmeerd van de Giant’s Head en de Mud Maid, en ook de varkentjes en emu’s vinden we gezellig, maar verder lopen we gewoon ons rondje. Je hebt bezienswaardigheden waar je blij en enthousiast van wordt, en bezienswaardigheden die heus heel aardig zijn maar geen snaar weten te raken. En dat is deze voor ons.

Voor de farm shop en het eigen winkeltje hoef je geen toegang te betalen, en we hebben de indruk dat vooral in de farm shop lokale mensen hun dagelijkse (eco-)boodschappen doen. Het winkeltje heeft een uitgebreid assortiment, waaronder Seasalt kleding en wéér glaskunst van Jo Downs. Die heeft haar marketing voor elkaar.

Over de A30 rijden we richting Launceston, en laten we nou pal langs de Jamaica Inn van Daphne du Maurier komen. Dat boek heb ik op school gelezen voor mijn literatuurlijst Engels – wel lang geleden dus, ik weet alleen de grote lijnen nog. Jamaica Inn is in het verhaal een herberg die fungeert als smokkelaarsknooppunt. De criminele waard en zijn maten misleiden met grote vuren schepen die in moeilijkheden verkeren vlakbij de ruige kust en laten ze zodoende aan de grond lopen. Ze vermoorden de bemanning en stelen de lading. De huidige herberg is een toeristenkermis, wat heel prettig is want dan kun je makkelijk parkeren en zo naar binnen lopen. We laten het museumpje links liggen (geen zin, te duur, 4 pond pp, en ja hoor, later spijt want ik had de nagebouwde werkkamer van Daphne Du Maurier best willen zien) maar lopen wel wat rond in de herberg. Lekker warm en donker, veel honden, grote balken, en een koperen plaquette in de vloer op de plek waar Joss (de waard, en oom van de hoofdpersoon Mary) vermoord is. Je zou haast vergeten dat het fictie is. In het winkeltje allerlei souvenirs, boeken van Daphne en enkele reproducties van 19e-eeuwse prenten van de Inn. Daarop zie je dat het wel een spannende plek was. Vandaag, in de zon en met bebouwing rondom is er niet zo veel onheilspellends aan. We kopen een kalender voor onszelf en een pen voor mijn moeder, die is ook Daphne-liefhebber.

Dan komt Launceton in zicht, en we zijn om. Op naar het atelier, zeg maar werkplaats, zeg maar fabriek, van glaskunstenaar Jo Downs. We vinden bijna alles mooi, en zijn allebei vooral gecharmeerd van een grote schaal. Maar ach, hij is echt groot groot, die kunnen we thuis nergens kwijt, dus kiezen we voor een glasschilderij met visjes die je aan de muur kunt hangen. Hij wordt dik ingepakt in bubbeltjesplastic en we leggen hem veilig op het bed. Misschien wat omslachtig voor de rest van de reis, je moet ‘m immers elke ochtend en avond verplaatsen, maar zoals gezegd, wél veilig.

Onze plek voor vannacht is weer bij een Brit Stop: The Ley Arms, een inn uit 1290, in het miniplaatsje Kenn, vlakbij Exeter. In Devon, we hebben Cornwall nu verlaten. Als we ons om een uur of vijf melden bij de bar wil de serveerster ons direct naar onze gereserveerde tafel brengen. Aha, daarom is het handig voor ze als je van tevoren even belt. We beloven over een uurtje terug te komen, we willen ons eerst installeren, de camper staat nu pal in het midden op het terrein, waar mogen we staan? Dit parkeerterrein is niet zo gek groot, dus is het logisch dat ze maximaal drie campers willen huisvesten.

Ook dit is weer zo’n pub vol kinderen en honden. Gezellig. En volwassenen natuurlijk, die ook. Martijns wensen omtrent zoutarm eten zijn geen probleem en ik kies, wijs geworden door de vorige keer uit eten voor een maaltijdsalade zodat ik nog plaats heb voor een sticky toffeepudding als toetje. Nu eet ik het wel op. Er is gratis wifi en Martijn boekt voor morgen kaartjes voor Stonehenge, tijdslot 13.00 – 13.30. Gaat niet helemaal soepel omdat ons Nederlandse adres een beetje een struikelblok vormt, maar hij gaat net zo lang door tot het gelukt is.

’s Avonds in de camper weer hevig aan de whatsapp. Vanavond is het Eurovisie Songfestival en we hebben hier geen digitaal TV-signaal, en deze pub heeft ook al geen televisie staan. De kinderen zitten overal verspreid, de oudste kijkt in Zwitserland, de middelste is onderweg en kan een stukje kijken in de trein en de jongste zit in Londen (toevallig best dichtbij eigenlijk) en kijkt in een pub. Dus krijgen we er toch wat van mee!

Voorzieningen The Ley Arms in Kenn

De enige voorziening die in de Brit Stop gids staat, is dat honden welkom zijn. Dus de free wifi is voor ons een cadeautje. Verder vind ik het wel jammer dat we geen wc kunnen legen, laat staan stroom en water tappen en lozen. Maar Martijn vindt dat ik niet moet zeuren, dat weet je van tevoren. En dat is natuurlijk zo. Maar die wc is erg lastig. De laatste dagen hebben we zoveel mogelijk gebruik gemaakt van openbare wc’s, maar nu wordt het toch nijpend.

 

 

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *