Op sleeptouw door de Vulkaneifel

Vandaag worden we op sleeptouw genomen door achtereenvolgens Andreas Schüller en Irene Sartoris, twee ongelooflijk deskundige en aardige Eifelnaren, die ons van alles leren over het vulkanisme hier. De camper blijft staan, we rijden mee in hun eigen auto – “Dat gaat een stuk sneller dan met die Wohnmobil”, grijnst Andreas. Klopt, Andreas weet in zijn Audi Q3 de wetten der fysica aardig te tarten op de Duitse provinciale wegen. Andreas is fysisch geograaf, directeur van het Unesco Global Geopark Vulkaneifel en schaart zichzelf in het kamp van de geologen.

In totaal zijn er in dit gebied maar liefst zo’n 360 vulkanen, vertelt Andreas in zijn zoevende Audi. Hij heeft nogal de neiging met zijn handen te praten, wat een en ander extra spannend maakt. “Honderd daarvan zijn oud, 35 tot 45 miljoen jaar, en die zijn geërodeerd. Zo’n 260 zijn nog als vulkaan herkenbaar, en 75 daarvan zijn geen klassieke bergen, maar meren. Zo’n meer heet Maar, meervoud Maare.” Ik houd het in het Nederlands op maar, meervoud maren. Een maar is geen kratermeer, maar een soort negatieve vulkaan. Door ontploffend magma ontstaat er tijdens de vulkaanuitbarsting een gigantisch gat in de grond, dat zich vult met grond- en regenwater. Zo’n gat vult zich in de loop der jaren ook met glijdend puin en grond zodat het het trechtervormig wordt, en op de lange duur – heel lange duur – zelfs droog komt te staan. Er zijn nu nog twaalf maren met water gevuld, waarvan het Pulvermaar de diepste is met 70 meter. Dat is ‘ons’ maar, waar we met de camper staan. Het bijzondere van de Eifel is dat het het dichtst bemaarde gebied ter wereld is, en daarom is het wetenschappelijk gezien erg interessant – en mede vandaar ook dat het de Unescostatus heeft gekregen.

Andreas stopt in het plaatsje Wallenborn, waar we de koudwatergeiser van de Wallenden Born gaan meemaken. Voor €1,50 pp mag je dichtbij komen, en ook gebruik maken van de keurige wc’s.

De ‘Brubbel’, zoals de geiser ook wel genoemd wordt, spuit iedere 35 minuten, de ene keer hoger dan de ander. Ooit was de Brubbel slechts een ‘Mofette’, een borrelende plas prikwater in een weiland. Rond 1930 dachten de inwoners van Wallenborn: Dat prachtige koolzuurhoudende water kunnen we natuurlijk ook verkopen! En ze boorden een gat in de plas om een buis en een kraan te installeren. Maar toen ze een diepte van 38 meter bereikten, vlogen puin, grond en water hen om de oren: ze waren op een holle ruimte gestuit waar het koolzuurgas (dat is dus hetzelfde als kooldioxide) uit het magma zich had verzameld, en plotseling met grote kracht door het geboorde gat naar boven kwam. Exit idee van industriële waterwinning. Maar het is nu wel een leuke toeristische attractie. Het koolzuur verzamelt zich in de holle ruimte, en elke 35 minuten wordt de druk zo hoog, dat het grondwater erboven het niet meer kan tegenhouden en de boel omhoog spuit.

In een park in het stadje Daun proeven we het water uit de Hotzendrees. Een Drees is een koolzuurhoudende bron, waarvan er in dit gebied zo’n honderdtwintig zijn. Deze heeft een kraantje zodat particulieren water kunnen tappen. Het smaakt heel heftig, er zit dan ook naast het prikkende koolzuur veel ijzer in. “Het ijzer slaat bruin neer in de fles”, vertelt Andreas, “en dat ziet er bepaald onaantrekkelijk uit.” Vandaar dat mineraalwaterfabrieken die hun water uit een Drees betrekken, het ijzer er grotendeels uitfilteren.

We hobbelen offroad met de Audi naar de Dronketurm bij Schalkenmehren, waarbij de auto licht protesteert. Andreas moet er zelf erg om lachen: “Haha, een Duitser die zijn motor laat afslaan!” Waar iedereen een wandelingetje van tien minuten vanaf de parkeerplaats moet maken, parkeren wij bijna aan de voet van de toren. Die overigens niks met dronkenschap te maken heeft – dronken is betrunken in het Duits – en dus ook niet scheef staat ofzo. De 10 m hoge uitzichttoren is gebouwd als eerbetoon aan Adolf Dronke, die in de negentiende eeuw de Eifelverein heeft opgericht.

Bovenop de uit basaltblokken opgetrokken toren tovert Andreas documentatie uit zijn rugzak en legt uit hoe het zit met vulkaanbergen en -maren.

We bewonderen het regenachtige uitzicht op het Weinfelder Maar en het Gemündener Maar en lopen weer naar de auto.

Bij het uitzichtpunt op de drie maren van Schalkenmehren worden we overgedragen aan Eifelgids Irene Sartoris. Irene blijkt de verdere dag onvermoeibaar, en ze weet alles, maar dan ook álles, van maren. De grootste, kleinste, diepste, moerassigste, oudste, jongste, bloemigste (ze weet ook alles van bloemen en planten), meest onderzochte, nou ja, noem maar op. Ze rijdt in een Skoda, lekker hoog op de wielen, zodat ook zij onverharde landweggetjes kan bedwingen.

Vanonder een paraplu bekijken we de vier maren bij het dorp Schalkenmehren. Het is dat Irene ons uitleg geeft en dat er een groot informatiebord staat, want wat je ziet is één enkel meertje. Dat blijkt echter te bestaan uit twee in elkaar gevlochten maren, terwijl er ook nog een moerassig maar is (een ‘Moor’) en een opgedroogd maar.

Het kerkje dat we vanaf het uitzichtpunt kunnen zien heet Weinfelder Kapelle. Het is het enige wat van Weinfeld over is, een dorpje dat in 1512 vanwege de pest werd verlaten en verdween. Het maar heeft daardoor twee namen: officieel Weinfelder Maar, maar daarnaast ook Totenmaar. Bezoekers van het kerkje kunnen een kaarsje branden en mogen aan het klokkentouw trekken, zodat de wijde omgeving weet: er is iemand in de kapel.

Irene neemt ons mee naar mooie wandelgebieden.

En naar het enige echte kratermeer in de Eifel, en zelfs het enige ten noorden van de Alpen: het Windsborn-kratermeer. De krater wordt gevuld met regenwater, en ligt ver boven het grondwaterpeil, dus krijgt geen water van onderaf. De krater is zo’n 30 m diep, maar het water slechts anderhalve meter, op het diepste punt.

In het Maarmuseum in Manderscheid toont directeur Martin Koziol ons zijn grootste schat: het Eckfelder oerpaardje. In 1991 werden de fossiele resten van dit paardje – een merrietje, en nog drachtig ook –  opgegraven. Waarschijnlijk is ze 45 miljoen jaar geleden bij het drinken in het water gevallen en vrij snel in de bodem weggezakt. Het Eckfelder Maar, dat ten noordoosten van Manderscheid ligt, is een schatkamer voor geologen:er zijn al meer dan 40.000 fossielen veiliggesteld. Het compacte Maarmuseum heeft een diorama gemaakt waarin het oerpaardje in haar eigen omgeving de bezoeker verschrikt aanstaart. Het oerpaardje is overigens geen voorouder van het przewalskipaard, meldt Martin Koziol nog even. Dat is afkomstig van een andere tak. Net zoals mensen niet van apen afstammen: apen en mensen hebben dezelfde voorouder.

Had ik al verteld dat Irene onvermoeibaar is? Ik geloof het wel. Voor haar bestaat de Eifel uit louter highlights:

Het Meerfelder Maar:

Het Niederburg kasteel waar elke zomer middeleeuwse toernooien worden gehouden:

Een stukje van de Vulkanstrasse, met een oude steengroeve waar je de geologische geschiedenis prachtig kunt zien:

Het Holzmaar, waar je uit de modder 15.000 jaar klimaatgeschiedenis kunt aflezen (iets met seizoenen, en pollen en zaden):

Het natuurgebied van het Dürres Maar, waar veel vleesetende planten staan, maar ook … wollegras, Irene’s favoriet:

En het kleinste maar van allemaal, het moerassige Hetsche Maar (dat groene cirkeltje in het groen):

Het Trautzberger Maar van 30.000 jaar oud, dat drooggelegd was om landbouwgrond te verkrijgen, maar nu weer vol mag lopen voor meer diversiteit in flora en fauna:

Het Strohner Määrchen, waar je heerlijk schijnt te kunnen zitten en mijmeren, en waar de vegetatie heel bijzonder is:

Een afgegraven vulkaan bij Strohn, waar je goed de verschillende soorten lavastenen kunt onderscheiden:

Strohn heeft trouwens meer. Ook een museum (gaan we morgen heen) en de beroemde ‘Lavabombes’. De grootste van de twee rotsblokken is overigens geen lavabom, maar een lavakogel. Een lavabom is ontstaan doordat een hoeveelheid magma, dat is vloeibaar gesteente,  bij een vulkaanuitbarsting de lucht in geslingerd wordt. Zodra magma het binnenste van de aarde verlaat, heet het lava, vandaag lavabom. Tijdens de vlucht en de landing van het gesteente stolt het enigszins en krijgt het een afgeplatte vorm. De lavakogel heeft de krater nooit verlaten, die is als een knikker omhoog gegooid, gevallen, gestuiterd, en telkens bleef er meer gesteente aan plakken. Als een Donald Duck lawine stellen we ons dan voor.

Irene kent alles en iedereen hier, en belt even met de opzichter van een van de de dagbouwmijnen van Scherer, en ja, we mogen een kijkje nemen. Wel snel, want de poorten gaan om 17.00 uur dicht. En of we niet in de weg willen lopen, want zo’n mijn is nogal gevaarlijk.

We sluiten de rondreis af met ons ‘eigen’ maar, het 70 m diepe Pulvermaar, en nemen afscheid van Irene, die tot de laatste seconde met feiten en wetenswaardigheden strooit.

 

 

 

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *