Kliffen, eilanden en vuurtorens

Op Cap Fréhel waait het zo hard, dat we ons niet op de GR 34 wagen, het Bretonse lange-afstandswandelpad dat ook hier vlak langs de kust voert. Wij blijven voor de zekerheid een meter of tien landinwaarts. Je kunt de vuurtoren in de middag bezoeken, maar vroeg in de ochtend is hij gesloten. Voordeel van het vroege uur is wel dat de parkeerwachter er nog niet is en we dus vijf euro parkeerkosten uitsparen.

Het is waanzinnig mooi op deze Cap: de kliffen, de grillige rotsen, de woeste azuurblauwe zee, de lage begroeiing- je weet gewoon niet waar je kijken moet. Je wordt wel geacht netjes op de paden te blijven drukken tientallen bordjes je op het hart, want die begroeiing is nogal fragiel. Dat wil ik wel geloven met deze wind.

Richting noorden zien we Fort La Latte liggen, ons volgende doel.

Fort La Latte stamt uit de dertiende eeuw en viel afwisselend in Engelse en Franse handen. In de negentiende eeuw verviel het tot ruïne, tot in de jaren 1930 de toenmalige particuliere eigenaars voldoende geld en historisch besef hadden om het voortvarend en grondig te restaureren.

Dit is nou echt een goed gelukte toeristische attractie. De gebouwen zien er mooi uit, er staan volop informatieve borden, en het is verzorgd tot in de details: de moestuintjes en eeuwenoude watertank tonen bijvoorbeeld hoe belegeringen konden worden doorstaan.

Op een van de binnenterreinen staat een ovengebouw. Hier werden kanonskogels verhit tot 900 graden, zodat ze de schepen waar ze op afgeschoten werden, in brand zouden steken. Laconiek staat op het informatiebord dat dit misschien op zich een goed idee was, maar dat de uitvoering nogal complex was. En dat het gebouwtje vanwege weinig gebruik nog in een goede staat verkeert.

Ons programma voert ons naar Ploubazlanec, een rit van bijna twee uur, waar we ons inschepen om naar het Île de Bréhat te gaan. Met de camper moet je parkeren op de eerste parkeerplaats (600 plaatsen) langs de Route de l’Embarcadère, de andere parkings zijn verboden voor campers. De parkeerkosten zijn behoorlijk, 4 euro per uur, maar de eerste twee uur zijn gratis (het tarief voor personenauto’s is de helft).

We starten met een tochtje rond het eiland, en waaien lekker uit op een halflege boot.

Het Île de Bréhat is 3,5 km lang en 1,5 km breed, en bestaat uit twee delen die verbonden zijn door een dammetje. De weggetjes zijn smal en het is autovrij. Maar we zien eigenlijk verdacht veel eilanders op heel smalle tractoren rijden – die zijn vast niet allemaal op weg om eens lekker het land te gaan bewerken.

Wij gaan het eiland verkennen per elektrische fiets, en die extra power is mooi meegenomen gezien alle heuvels. De fietsenverhuurder Dalibot tipt ons de beste route.

In totaal is er 12 km aan weg, en we weten heel wat snelle kilometers te vreten. Fietsers en wandelaars gaan goed samen –  maar je moet natuurlijk niet continú hard willen fietsen. Het eiland ligt vooral mooi te wezen, wat prettig is voor het toerisme, en daarnaast wordt zo’n 40 procent van het oppervlak gebruikt voor landbouw.

Als we de fietsen inleveren en afscheid nemen van Dalibot, zijn we het roerend met hem eens: dit is een plek om een nachtje te blijven. Om alle toeristen te zien vertrekken en dan lekker in de rust net doen of je bij de 392 inwoners hoort.

Het getijdeverschil in Bretagne bedraagt zo’n zeven tot soms wel negen meter. Dat het water nu hoger staat is reuze praktisch: we trekken een spurtje van van nog geen honderd meter om de extra boot te kunnen halen, en ook op het vasteland legt de boot heel wat hoger op de pier aan.

Op Camping Cap de Bréhat wacht ons een vriendelijke ontvangst. We mogen zelf een plaatsje uitzoeken, maar boven op het Panoramique-gedeelte is het wel heel mooi, adviseert de beheerder ietwat dwingend. Het zijn inderdaad mooie plekjes, maar lastig toegankelijk met de camper omdat de inritjes heel smal zijn. Na wat gehannes vinden we toch een waanzinnig uitzichtplekje en ’s avonds dalen we af naar het grindstrand (en kruisen daarbij – natuurlijk –  de GR 34) om de zon te zien ondergaan.

Vandaag gereden: 139 km

 

 

Een gedachte over “Kliffen, eilanden en vuurtorens

  1. Die Fransen konden goede kanonskogel verhittingsovens bouwen. Menig schip liet het afweten na ontvangst van zo’n hete kanonskogel

    Groet,
    Maarten

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *