Het is vast een neonazi, mopperde mijn dochter. Het was 4 mei, bijna twee minuten voor acht ’s avonds. We stonden op een SVR-camping in de buurt van Edam, een melkveehouderij. De TV in de camper stond aan voor beelden van de Dam, waar de nieuwe koning en koningin hun eerste krans hadden gelegd. Naast ons bleef een man maar scharrelen rond zijn camper. En praten tegen een onzichtbaar persoon die zich waarschijnlijk in de camper bevond. Nee, dat is vast geen Nederlander, dachten we. En vast ook geen geallieerde. Toen de uitzending voorbij was, gingen we nog even naar buiten: toch een Nederlandse kentekenplaat. Als avondwandeling liepen we door de grote stal. Er klonk vrolijke muziek. De koeien waren niet stil geweest. “Maar de radio wel” verzekerde een stalknecht ons.
Weer in de camper moesten we terugdenken aan de 4e mei van het jaar ervoor. Met onze jongste zoon gingen we toen een week naar Normandië, een themareisje Tweede Wereldoorlog. Het maakte diepe indruk. De laatste dag fietsten we ’s avonds van de camping naar de haven van Honfleur, en zochten een restaurantje. Overal hing het blauw-wit-rood van de Franse vlag in top. De radio stond aan, de obers noteerden bestellingen en de gasten keuvelden er op los. Totdat het twee minuten voor acht was. De telefoon van mijn zoon zoemde, hij had hem op tafel gelegd en een alarm ingesteld. Alles ging gewoon door – behalve aan onze tafel. Onze zoon nam het initiatief, en wij volgden.
Twee minuten stilte hoef je niet te horen, of beter niet niet te horen. Als je de intentie maar voelt. En dat deden we daar toen, aan tafel in Honfleur. Toen we terugfietsten naar de camping kwam de regen met bakken uit de hemel. Maar op de een of andere manier voelde dat louterend.
Martijn Lamme