Het meest westelijke punt van Bretagne, en dus van Frankrijk, is la Pointe de Corsen – althans, als je op de kaart kijkt. Google zegt wat anders: Pointe du Raz, een stukje verder naar het zuiden. Maar als je moet kiezen tussen geografisch en toeristisch, kiezen wij toch voor het eerste. La Pointe de Corsen is dus vandaag ons reisdoel, met onderweg wat afslagen richting kust en mooie plekken. Met een roosje voor onderweg, gekregen van Dominique, gaan we op pad.
We maken wat fotostops: een artisjokkenveld, en een grote kerk in Goulven. “Completely oversized”, volgens een Engelse inwoner van het dorp die net zijn ramen staat te lappen. Goulven was een pelgrimsoord voordat iedereen naar Lourdes trok, vertelt hij. Daar is veel geld aan verdiend, en zo is die grote kerk gebouwd.
Ménéham (tip van zowel Eric als Dominique) stamt oorspronkelijk uit de 17e eeuw, maar is gerestaureerd naar de 19e-eeuwse staat. De beroemde Franse legerarchitect Vauban heeft ook hier een vinger in de pap gehad; Ménéham maakte deel uit van een netwerk van kustverdedigingswerken. Het legerhuisje tussen de rotsen had oorspronkelijk een houten dak, maar dorpelingen wisten bij elke wisseling van de wacht wat hout in te pikken om als brandstof te dienen, dus uiteindelijk werd er een stenen dak op gezet.
Tot ongeveer 1835 was Ménéham in gebruik bij het Franse leger, maar later werd het verhuurd aan boeren, vissers en verzamelaars van zeewier. Nu is het een bezienswaardigheid, met kunstwinkeltjes en groepsaccommodatie.
Op het strand ligt bij eb een flinke reep zeewier. Waar zeewier is, zijn vliegen. En vliegen? Daar zijn zwaluwen dol op. In de steile zandwallen hebben honderden zwaluwen gaten gegraven voor hun nesten. Als we wegrijden zijn we het roerend eens: het meest bijzondere aan Ménéham zijn de zwaluwen.
Onderweg naar de vuurtoren van l’ile Vierge maken we weer even een fotostop voor een typisch Finistères huis. Door de eeuwen heen maken mensen uitbouwen aan hun huizen om deze te vergroten. Soms tel je er wel een stuk of zes. Je ziet bij nieuwbouw dat ze het blijkbaar gewend zijn, want ook gloednieuwe huizen zijn niet uit één stuk. Het ziet er heel levendig uit, wel mooi.
Ook de kerk van Plouguerneau (uit 1855, gewijd aan de apostel Petrus en Paulus) vinden we een stop waard.
De vuurtoren van l’ile Vierge zijn er eigenlijk twee. Eentje van 33 meter uit 1845 en een grote van 82,5 meter uit 1902. De kleine bleek niet genoeg reikwijdte te hebben met zijn licht. De lange is de grootste ter wereld van steen gebouwd. (De allerlangste vuurtoren staat in Jeddah in Saoedi-Arabië, 133 m, van beton en staal.)
We rijden door het land van de abers. Er zijn er drie in dit gedeelte van Bretagne. Het zijn een soort fjorden, inhammen (aber is het Keltische woord voor inham) in de kust die diep landinwaarts gaan, en naar gelang het getij droog staan of vol water. Ze zijn gevormd aan het eind van de laatste ijstijd.
In Portsall ligt het anker van de Amoco Cadiz, een mammoettanker vol ruwe olie die in 1978 op weg naar Rotterdam hier vlak voor de kust aan de grond liep.
De inwoners van het dorp werden in de vroege ochtend van 16 maart wakker door een nare stank, veel mensen dachten dat er iets mis was met hun verwarming. Maar het bleek een gigantische olievlek te zijn die de zee en de stranden te grazen nam. Het was een ramp van ongekende omvang; het heeft zeven jaar geduurd voordat het maritieme leven zich weer had hersteld, en veertien jaar procederen voordat de Amerikaanse eigenaar van de tanker zijn gedwongen verantwoordelijkheid nam en met geld over de brug kwam om de schade te vergoeden.
Over een smal weggetje komen we aan bij La Pointe de Corsen in de gemeente Plouarzel. Ondanks jezelf ga je toch een beetje twijfelen: het ís toch wel het meest westelijk punt? De kaart liegt niet, maar die uitgestorven weggetjes hier… Maar gelukkig, de Franse overheid is niet gezwicht voor toeristische druk, en heeft hier duidelijke plaquettes aangebracht die ontegenzeggelijk melden dat we hier op het meest westelijk puntje van het continentale Frankrijk zijn.
Op de parkeerplaats passen ongeveer tien auto’s, er is een educatief paadje naar de plaquette en de GR 34 loopt ook hier langs. In Pointe du Raz, dat ook claimt het meest westelijk te liggen, schijnt er een hele toeristenkermis opgetuigd te zijn. Maar daar gaan we lekker niet heen.
We overnachten op een camperplaats naast de camping van Plouarzel. Het is waanzinnig mooi gelegen, en als om 19.00 uur de ‘regisseur’ langskomt om het stageld (cash) te innen betalen we de 7,50 euro (inclusief stroom) met overtuiging.
Ook hier kunnen we de zon weer in de zee zien zakken, en als het donker is lichten op verschillende plekken de vuurtorens op. Totaal tevreden gaan we slapen: dit gedeelte van Finistère is fantastisch. Het is prachtig, rustig en campers zijn echt welkom, in plaats van gedoogd.
Vandaag gereden: 112 km