De regen van gistermiddag heeft de hele nacht doorgezet; we prijzen ons gelukkig dat de buscamper waterdicht is. De douchehokjes op deze camping zijn een beetje schimmelig, de bodem zompig (gelukkig komen we wel weg), de serviceplaats voor campers nogal geïmproviseerd – het is tijd voor iets leuks!
En laat Tønder nou beschikken over een state of the art museum dat je nooit zou verwachten in zo’n klein stadje (ca. 7600 inwoners).
Museum voor kunst en cultuurgeschiedenis in Tønder
We kunnen nog voor openingstijd (10.00 uur) naar binnen en treffen achter de receptie een uiterst vriendelijke dame op haar praatstoel. Ze weet ongelooflijk veel over de geschiedenis van Tønder in het algemeen en het museum in het bijzonder, dus na een gesprekje van een minuut of tien kunnen we tot in de puntjes voorbereid het museum in.
Het museum bestaat uit verschillende aan elkaar geschakelde gebouwen: een gedeelte dat over is van een middeleeuws slot, een watertoren en nieuwbouw uit 1999. We starten in het oudste gedeelte, het poorthuis van het oude slot waar je gevangeniscellen kunt zien. Het zijn geen akelige kerkers, en de ‘graffiti’ die de gevangenen hebben achtergelaten getuigt van toekomstplannen.
De cultuurhistorische afdeling van het museum herbergt meubilair, kant, zilverwerk en heel opmerkelijk, veel Delftsblauwe en nog meer Makkumer tegeltjes en ander Nederlands aardewerk. In het verleden werd er levendig handel gedreven tussen Tønder en Nederland, en dan vooral Friesland – veel Nederlandse koeien schijnen Deens/Friese roots te hebben – en in Tønder zijn zo ongeveer alle oude huizen voorzien van Nederlandse tegeltjes. De taal die hier in deze contreien werd gesproken was een mengeling van Duits, Deens en Fries.
Watertoren vol stoelen
In de vroegere watertoren staan over verschillende verdiepingen 37 stoelen uitgestald. Niet zomaar stoelen, maar stoelen die de beroemde meubelontwerper Hans Wegner als zijn beste ontwerpen beschouwde. Hans J. Wegner (1914 – 2007) is geboren en getogen in Tønder voordat hij ging studeren en werken in Kopenhagen.
Hans Wegner vond zichzelf meer een ambachtsman dan designer en viel bij twijfel altijd daarop terug: “Wat zou je doen als ambachtsman met deze materialen? Maak het niet moeilijker dan nodig.”
Het kost ons vrij veel tijd om de toren te beklimmen want we proberen bijna alle stoelen uit. Dat mag namelijk.
Onderweg naar boven werpen we af en toe een blik op de camper die braaf op ons staat te wachten.
Helemaal boven, waar vroeger de watertank was, is nu een uitzichtpunt gemaakt. Er staat een kleine expositie van covid-gerelateerde vazen.
We besluiten het museumbezoek met de afdeling Noord-Europese beeldende kunst vanaf 1900. De kunstwerken zijn mooi, en ze komen prachtig uit in het gebouw dat met een transparant dak voor uitbundig veel daglicht zorgt, zelfs op zo’n wisselvallige dag als vandaag.
We laten de camper staan bij het museum en lopen nog even het stadje in om broodjes voor de lunch te kopen bij een bakker.
In de grote winkelstraat, de Vestergade, stappen we kort een meubelwinkel binnen om ons te vergapen aan Deens design, onder meer van Hans Wegner, die nu als een soort oude vriend voelt. Prachtig allemaal, echt meubilair waar je vrolijk van wordt (tot je de prijs ziet natuurlijk, maar toch…).
Tøndermarsken
Na de broodjeslunch zetten we koers naar de Tøndermarsken, de wetlands tussen Tønder en de Waddenzee aan de westkust. Marsken betekent letterlijk moerassen, maar wetlands dekt de lading beter. De Tøndermarsken zijn ‘geschapen door de zee en vormgegeven door de mens’ en vormen het grootste wetlandgebied in Denemarken. Een deel van dit gebied maakt deel uit van het Nationaal Park Waddenzee (net als ‘onze’ Waddenzee) en is Unesco Werelderfgoed.
In de middeleeuwen lag het stadje Tønder aan de rivier de Vida en had een eigen haven. Maar net als in Nederland was het nodig het water te temmen en in 1556 werd de eerste grote zeedijk aangelegd, die de loop van de rivier veranderde waardoor de vrije doorgang naar de Waddenzee voor Tønder werd afgesloten. Op de plek waar de schepen voortaan moesten aanleggen staat nu Lægan Pumpestation, waarbij de naam Lægan nog herinnert aan ‘leg aan’. Vinden we een leuk taaldingetje.
Alles goed en wel met wetlands, maar al te wet is ook niet de bedoeling. Het gebied overstroomde vaak, ondanks de dijken, en in 1927 werd gestart met de bouw van vier gemalen om de boel onder controle te houden. Lægan is het grootste en je kunt het bezoeken, gratis. Het is gedeeltelijk ingericht als bezoekerscentrum. Er is uitleg hoe het zit met waterhoogtes, getijden, rivieren, wegpompen etcetera. Continu hoor je op de achtergrond het gebrom van de pompen, er wordt flink gewerkt door het gemaal. We zijn nogal enthousiast en proberen alle interactieve systemen uit. Als Nederlander weet je natuurlijk wel iets van polderen, maar hier wordt het echt helder en duidelijk uitgelegd.
We zien geen mens, maar als we op zolder de elektrische ramen opendoen om foto’s van het uitzicht te maken (ze zijn zonwerend en het glas is nogal groenig) lukt dat eerst wel en dan niet meer. Er hangen camera’s. We worden overruled…
Højer Mølle
Bij het dorp Højer is ook een gemaal, maar dat is niet voor publiek toegankelijk dus we houden het bij de molen (mølle) die dat wel is.
De Hollandse molen (hij kwam ons al zo bekend voor) is de grootste in zijn soort in Noord-Europa en heeft tot 1972 dienst gedaan als graanmolen. Je kunt de molen in en op de omloop van de omgeving genieten.
De molenaar deed in de 19e eeuw goede zaken, en hij liet maar liefst 2 opslagmagazijnen bouwen. Dat is uitzonderlijk, 1 is gebruikelijk.
Binnen in de molen kun je het originele interieur bekijken, maar ook informatieborden die over natuur en duurzaamheid gaan.
Beneden in een zijkamer kun je je eigen graan malen in een handmolentje. We hebben bij de entree een zakje haver gekocht, en malen dit tot havervlokken. Later zullen we er muesli van maken.
In de voormalige opslagmagazijnen is een expositie over de Tøndermarsken en milieu en klimaat in het algemeen. Het (enigszins) drooghouden van de wetlands wordt inzichtelijk gemaakt met een interactieve maquette: terwijl ik uit alle macht probeer het land onder water te zetten, pompt Martijn de boel weer droog. Het zou kunnen dat dit voor kinderen is bedoeld, het zou kunnen…
We vertrekken uit het schattige dorp en gaan richting Skærbæk.
Marsk Camp en Marsk Tower
Marsk Camp in Skærbæk is een superdeluxe camperplaats met ook een aantal glampingtenten. We krijgen een BEAS-card, een chippasje voor alles: het openen van de slagboom, het aansluiten op elektriciteit, toegang tot het sanitairblok (met hoera, ruime en complete badkamers) en voor morgen het vullen van de watertank.
Voordat we ons installeren beklimmen we eerste de Marsk Tower. Het is nu droog, daar moeten we van profiteren.
Er is nu geen mens, dus we kunnen zo de toren op, maar als het druk is moet je wel tijdig een kaartje met tijdslot reserveren. De 25 meter hoge toren is nieuw, hij is geopend in 2021. Hij fungeert als landmark en als toeristische attractie. Het stalen ontwerp is fascinerend: als een soort DNA-streng met dubbele helix, waardoor je ook twee trappen hebt: 1 naar boven (146 treden) en 1 naar beneden (131 treden). De toren loopt naar boven wijder uit, de diameter beneden is 6,2 meter en boven 12,7 meter. Het waait behoorlijk hard en het is boven op het ruime uitzichtplatform niet helemaal on-eng. We blijven een beetje op het midden.
We rijden nu de camperplaats op en installeren ons voor de avond en nacht.
Vandaag gereden: 63 km
Vandaag geklommen: 48 verdiepingen