Het grasland van de camping blijkt toch te zompig voor ons buscampertje, maar met wat duwhulp van collega-camperaars hobbelen we zonder verdere problemen de helling naar beneden en kunnen we met een grote U-bocht de camping verlaten.
We rijden langs de Bodensee richting Arbon, waar we het Saurer Museum willen bezoeken. Het meer hult zich in een dichte mist, en langs de weg staan veel fruitbomen en kraampjes waar je fruit en pompoenen kunt kopen. Geen druif meer te zien hier.
Saurer Museum
Arbon is een relaxed badplaatsje met veel recreatiemogelijkheden langs het water: grasvelden, terrasjes, speeltuintjes. Het Saurer Museum ligt aan het meer en heeft ook een gezellig terras dat nu – mistig, herfst, woensdagochtend – niet echt druk is.
We krijgen een rondleiding van vrijwilliger Hans Stacher. Het hele museum wordt gerund door vrijwilligers die met veel liefde en toewijding alle ‘Prachtstücke’ in topconditie brengen en houden.
Hans heeft zo’n 25 jaar bij Saurer gewerkt, waarvan de meeste tijd als technicus voor de weef- en borduurmachines. Later ging hij in de internationale verkoop en in die hoedanigheid heeft hij een aantal jaar met zijn gezin in Amerika gewoond.
Saurer is in de 19e eeuw begonnen als fabrikant van textielmachines en daarvan staan er vele in het museum. Het leuke is: ze doen het nog! Of weer, in veel gevallen.
Voor ons waren de textielmachines een verrassing, we dachten bij Saurer vooral aan de vrachtwagens en postbussen. Die staan er inderdaad ook, in groten getale.
Hans is apetrots op het museum. “En”, zegt hij onbekommerd gendernormatief, “als er echtparen komen hebben we voor ieder wat wils: de vrouwen houden van de textielmachines en de mannen zijn niet weg te slaan bij de auto’s.”
We kopen een ter plekke gemaakte grote witte theedoek met ingeweven rode rand en rijden verder naar Rorschach. De plaatsjes langs de Bodensee zijn schilderachtig en behapbaar qua formaat. Net toeristisch genoeg voor leuke horeca en winkeltjes, maar rustig genoeg om te parkeren en langs het water te wandelen. Rorschach zelf is ook mooi, met rijk gedecoreerde gevels met erkers en balkons.
Museum Würth in Rorschach
In Rorschach heeft de firma Würth in zijn bedrijfspand een fabriekswinkel waar je het hele assortiment gereedschap en bevestigingsmateriaal kunt kopen – als je ervan houdt kun je je hart ophalen. Maar het is lunchpauze en die is nogal heilig in Zwitserland dus we kunnen er niet terecht. Waar we wel terecht kunnen is de kunstlocatie.
Grondlegger van de van oorsprong Duitse Würth Group is Reinhold Würth (nu 87), die naast het uitbouwen van de schroevengroothandel van zijn vader zich ook toelegde op het verzamelen van kunst. Omdat hij zijn enorme kunstcollectie niet alleen voor zichzelf wilde houden, besloot hij in 1991 om dependances in zijn bedrijfspanden in te richten waar mensen gratis de wisselende tentoonstellingen kunnen bezoeken. In Nederland kan dat in Den Bosch, en in Zwitserland dus onder meer in Rorschach.
De bedrijfskantine is ook open voor publiek (we zien twee 80-plus dames aan de lunch, die zijn vast geen werknemers) en de prijzen voor bezoekers van buiten zijn iets hoger dan voor het eigen personeel, maar voor Zwitserse begrippen heel schappelijk.
Gesticht door de fraaie moderne kunst kopen we nog een gigantische Würth kunstkalender 2023 voor CHF 15 (plus eentje extra om cadeau te doen, want 15 Frank… geen geld voor zoveel vierkante meters kalender) en tetrissen die zachtjes opgerold in de garage van de buscamper. Thuis maken we ze wel weer plat.
Liechtenstein
We laten de Bodensee achter ons en volgen de Rijn richting Liechtenstein. Aan de overkant van de rivier ligt Oostenrijk en we proberen verschillen te zien tussen de Zwitserse en Oostenrijkse bergen en huizen, maar ze lijken toch wel erg op elkaar. De Rijn wordt hier beduidend smaller en af en toe wordt het zicht op het water je ontnomen door dijken.
Was de omgeving tot nu toe bergachtig, in Liechtenstein, hoe klein het zelf ook is, komen we terecht in een serieus Alpenlandschap. Liechtenstein heeft zo’n 40.000 inwoners en is slechts 160 vierkante kilometer groot (wat dus kleiner is dan de gemeente Groningen). Liechtenstein is een parlementaire democratie, maar wel eentje met een vorst aan het hoofd die veel te vertellen heeft. De huidige regent is Prins Alois, die pas de titel vorst krijgt als zijn vader, Hans Adam II, is overleden. In 1984 werd het vrouwenkiesrecht definitief ingevoerd. 1984. 1984! Daar kun je lacherig over doen, maar het is natuurlijk Heel Erg Fout.
Het land ziet er welvarend en netjes uit, en er rijden – uiteraard – veel auto’s rond met een Liechtensteinse nummerplaat, wat we ondanks onszelf best opmerkelijk vinden omdat ze
normaal gesproken zo zeldzaam zijn.
We zoeken eerst onze camping in Triesen op om daar te besluiten hoe we de rest van de dag inrichten. Pakken we een bus, of kan het campertje de steile Liechtensteinse Alpenwegen zelf aan? We worden hartelijk ontvangen op de ruime en rustige camping en krijgen foldertjes en adviezen mee. Er rijdt een bus naar Malbun (waar kennen we die naam toch van?), maar zelf rijden kan ook prima, geen probleem.
We maken een zonnige foto van de camper op de ons toegewezen plek – met de voorwielen dicht bij de verharde weg, want we zijn vanmorgen toch wel een beetje geschrokken van de overnight modderpoel aan de Bodensee.
Malbun
Malbun is hét skigebied van Liechtenstein. Het dorp (1600 m) ligt zelf in een dal, maar dus wel een stuk hoger dan Triesen (500 m), dat in de Rijnvallei ligt. De weg is goed, met veel haarspeldbochten en de buscamper doet flink zijn best. Als we parkeren blijft de ventilator nog lang naronken.
Met de stoeltjeslift laten we ons zacht zoemend en comfortabel naar bergstation Sareis vervoeren. We hebben een digitale Erlebnisspass voor twee dagen waarin dit ritje inclusief is. Je kunt boven heerlijk wandelen met achter ieder bochtje weer een ander weergaloos uitzicht.
En voor de niet-wandelaars is er een schommel in een sprookjesachtig decor en een bergrestaurant met terras waar je heerlijk kunt genieten van de omgeving.
We gaan even zitten voor een kopje thee, en nemen er iets lekkers bij. Als mijn appelringen worden gebracht, schrik ik een beetje van het grote bord: dat is zowat een maaltijd. “Nee hoor”, riposteert de serveerster vrolijk, “het is maar één appel!” Dan blijkt dat ik nog nooit zó’n lekkere appel heb gegeten.
We wandelen nog wat door Malbun, en komen erachter dat ‘Malbuner’, het vleeswarenmerk dat je overal in Zwitserse supermarkten kunt kopen, hier zijn wortels heeft. Natuurlijk! Vandaar dat de naam ons al zo bekend voorkwam! Maar de oorspronkelijke slagerij is dicht, en van buiten is er helaas niets te zien.
Als we terugrijden naar het Rijndal doen we een ontdekking. Het is voor het eerst dat we zo’n lang en steil stuk naar beneden rijden met deze auto, en wat blijkt: hij kan het helemaal zelf. De buscamper is een automaat, en hij blijft zelf rijden in de juiste versnelling, je hoeft niet met de hand terug te schakelen. Wat een luxe.
Bij ons avondwandelingetje over de camping – het zwembad is nu leeg, maar moet in de zomer echt geweldig zijn – zien we pas in tweede instantie dat de chaletjes van de vaste gasten niet zomaar chaletjes zijn, maar caravans met een houten ombouw.
Morgen zal blijken dat wat wij opvallend en geestig vinden, hier heel normaal is. De camping wil geen permanente gebouwen, en de caravans en houten huisjes kunnen weggehaald worden. Niet echt heel makkelijk, maar het kan wel. Soms worden de oude caravans verwisseld voor nieuwere exemplaren.
Vandaag gereden: 119 km