Via de Suleskarvegen naar de huskyfarm

Vandaag rijden we de spannende Suleskarvegen, een weg die over een 1052 meter hoge pas gaat en oost en west verbindt; als je van Oslo naar Stavanger wil, biedt de Suleskarvegen de kortste route. Althans, in de zomer. De weg is eergisteren, 21 mei, weer opengegaan nadat hij een half jaar gesloten is geweest. Dat heeft te maken met de sneeuw, maar eigenlijk nog meer met de rendierentrek.

De Suleskarvegen: pas op voor rendieren op de rijbaan

Dit is de meest zuidelijke regio in Noorwegen waar wilde rendieren leven. Het zijn er een stuk of duizend, en ze trekken in de winter in kuddes naar hun breeding area’s, waarvoor ze de weg op verschillende plaatsen moeten kruisen. Ook dit is weer een kwestie van delen: de mensen rijden de zes zomermaanden over de weg, terwijl de rendieren er de overige zes maanden gebruik van maken – net als vroeger de trollen en de andere natuurwezens.

 

Sneeuw en veel smeltwater

Sneeuwruimers hebben een smalle doorgang gegraven die op veel punten zo krap is dat je elkaar niet kunt kruisen en je moet uitwijken in uitgefreesde nissen. Het is goed dat we de weg nu pas rijden en niet al op de eerste open dag, want veel Noren rijden hem dan puur voor de lol. Lekker heen en weer tussen sneeuwwallen. “Wel zes meter hoog!”, pochte onze campingbaas gisteravond.

 

Sneeuwwallen met freessporen

Zes meter is misschien visserslatijn, maar hoog zijn ze zeker. En geen rendier te zien want je ziet niet echt veel van de omgeving.

Ter hoogte van de pas is een parkeerplaats met info, wc’s en een beschutte picknickplaats.

 

 

Husky’s knuffelen op de Sirdal Husky Farm

Aan de andere kant van de bergrug komen we in Sirdal, waar we bij de Sirdal Husky Farm ons Nortripplekje opzoeken. Je kunt verschillende activiteiten ondernemen op de Husky Farm, en wij krijgen vanmiddag een rondleiding bij de hondenkennels en gaan daarna een ritje maken met een karretje getrokken door zes honden. 

 

Nortripplaatsjes mét – ietwat geïmproviseerde – elektriciteit

Samen met het Duitse camperstel dat hun camper achter de onze heeft geparkeerd krijgen we de rondleiding van Florian en Fee en gaan we een paar rondjes rijden met de kar die in de zomer de hondenslee vervangt. Florian en Fee zijn ook Duits, dus vanmiddag is de voertaal eens een keer geen Engels.

Er is hier van alles te doen, er is zelfs een podium voor theater en concerten

De Husky Farm heeft 44 honden: 24 teefjes en 20 reuen. Het zijn vriendelijke dieren, je kunt ze stuk voor stuk knuffelen. Dat was tien jaar geleden wel anders, vertelt Florian. “Toen waren ze agressiever, ook onderling. Dat agressieve hebben we eruit gesocialiseerd en gefokt. Ze zijn nog wel fel, maar dat moet ook.” Terechtwijzen wordt gedaan met een waterstraal uit een tuinslang. “Husky’s houden absoluut niet van water, want in poolgebieden betekent nat worden de dood. We vullen hun drinkbakken bij uit een gieter of jerrycan, de tuinslang is alleen voor correctie.” Nadeel van die waterafkeer is dat ze ook weigeren een waterstroompje over te steken. “Moeten we ze optillen en dragen. Kleuters zijn het dan.”  Dus daar proberen ze de honden nog aan te laten wennen.

 

De honden zitten met zijn tweeën in kennels in de hondentuin

De rondleiding is boeiend, én we mogen knuffelen. Een van de honden heeft een witte vacht en één blauw en één bruin oog. “Dat is Ghost, ze is doof.” Ghost reageert op gebarentaal en kijkt wat de andere honden doen. De namen van de honden zijn thematisch: wolf (stoer), weer, kruiden (niet zo heel stoer), Game of Thrones. Vandaag is het niet zo warm, dus ze zijn lekker actief. “In de zon worden ze lui omdat het poolhonden zijn, naarmate de temperatuur daalt gaat hun energielevel omhoog.”

 

Uit de kennels gelaten en klaar om geknuffeld te worden

Zes sledehonden trekken een kar

We gaan een ritje maken met zes honden. De uitverkorenen racen vrolijk richting karretje en tuig, en de honden die in hun kennel moeten blijven maken ongelooflijk misbaar. “Ze willen óók”, lacht Fee.  

Het is een hele logistiek om de juiste hond op de juiste plek te krijgen

We mogen ze zelf het tuigje aandoen. De twee voorste honden zijn de slimmeriken, zij geven de richting en het tempo aan. De twee middelste zijn de teamspelers, zij zorgen dat het goed gaat in de bochten en we niet omkiepen, en de twee achterste zijn de sterkste, zij moeten het meeste trekken.

 

Onder toeziend oog van Fee doe ik het tuigje om
De twee achterste honden beginnen als eerste krachtig te trekken

Het karretje weegt 160 kilo (een slee weegt 25 kilo) en heeft een stuur en goede remmen. Die remmen heb je ook wel nodig, want de honden willen graag hard, heel hard. Tijdens het eerste ritje met Florian geeft hij geeft hij met zachte stem commando’s. Als passagier zit ik vlak voor hem en ik hoor het nog maar net. “De honden zijn in werkmodus en verstaan me uitstekend”, legt hij uit.

 

Martijn en Florian, getrokken door de husky’s

Als we hetzelfde rondje zelf mogen rijden, vergeet ik die commando’s totaal, en ik ben niet de enige. Gelukkig weten de honden wel wat ze moeten doen, en met het stuur en de remmen van het karretje worden ze voldoende in toom gehouden. De honden krijgen even drinkpauze en gaan dan weer klaarstaan, popelend voor hun volgende rondje. Florian: “Als ze moe zijn, gaan ze liggen na het drinken. Dan weet je dat ze even rust nodig hebben.”

 

Zelf aan het stuur
Drinkpauze

Wij vonden dit een bucketlistwaardige ervaring, maar: “In de winter organiseren we ruige bergtochten in de sneeuw. De rest van het jaar doen we dit soort activiteiten hier in het dal, voor gezinnen, gehandicapten en ook wel mensen die dementeren.” Juist.

Vandaag gereden: 82 kilometer