Las Vegas – Yermo: Woestijn, aliens en een ghost town

Ons oorspronkelijke plan was om na Vegas naar Yosemite National Park te gaan, we hebben zelfs al maanden geleden de overnachtingen geboekt (daar moet je op tijd bij zijn), maar na ampel overleg besluiten we Yosemite te skippen en direct naar de westkust te rijden. Het is anders een enorme omweg (verschillende passen zijn nog gesloten vanwege de sneeuw) waardoor we ver boven de 3000 vrije mijlen van Road Bear komen, en daarbij hebben we geen zin in weer die hoogte en vrieskou. En toegegeven, onze thuisgemaakte planning was misschien iets te optimistisch, het zou wel erg jakkeren worden om nu ook nog naar Yosemite te gaan. We cancellen de twee nachten en krijgen op tien dollar na ons geld teruggeboekt, dus de strop is te overzien.

Om uit Las Vegas op de interstate 15 te komen volgen we de Garmin routeplanner. Die leidt ons door woonwijken waar de tuinen verrassend groen zijn, de bewoners zijn creatief in de droogte. De oleanders bloeien, palmen staan vrolijk palm te zijn en cactussen en stoere gedrongen naaldbomen vullen het verder op. En opeens kruisen we de Strip, dat is grappig! Je zou denken dat je daar op een of andere manier omheen geleid wordt, maar zo loopt de weg.

De woestijn in Nevada en Californië heeft een woeste schoonheid, gele zandgrond, lage struikjes en grillig gevormde, soms metershoge Joshua Trees, een yuccasoort, omringd door kale bergen met hier en daar van die geologische strepen. Naarmate we verder komen wordt de benzine duurder, maar vlak voor de grens met Californië is het opeens maar weer 2,89.

In het piepplaatsje Baker, dat vanaf de weg gezien voornamelijk uit fastfoodrestaurants bestaat, bezoeken we een winkel die ver van tevoren was aangekondigd op nieuwsgierigmakende billboards en die zichzelf Alien Fresh Jerky noemt. Jerky is gedroogd vlees, populair geworden in de cowboytijd, waar nog steeds veel liefhebbers van zijn. De winkel is helemaal in alien- en sci-fi-stijl, heel schilderachtig en geestig, maar wij zijn geen trekkies, dus het is een gevalletje kijken-niet-kopen.

De woestijn ziet er kalm en rustig uit, maar het waait knoerthard en op opvallend veel plaatsen langs de weg zie je zwart uitgeslagen sporen van uitgebrande auto’s. Het brandafval ligt overal verspreid in de bermen. Op het moment dat we in de verte een heuse stofstorm zien, moeten we plotseling op de rem staan: file, en geen kleintje ook. De I-15 is de enige verharde weg hier, dus je kunt geen kant op. De radio meldt dat er een rv (een camper of caravan) in brand staat, en dat de file (back up) zeven mijl lang is. Dat is schrikken, daar staan we in onze eigen rv, die gelukkig geen aanstalten maakt om ook in de fik te vliegen. We profiteren van onze faciliteiten en lunchen wat – we staan toch stil. Ik doe zelfs de afwas, wat ikzelf reuze geestig vind. Als we langs de plek des onheils komen is het nogmaals schrikken; er is alleen nog een karkas over, en aan de frames van de voorstoelen te zien was het een camper. Ja, een camper brandt wel, met al die benzine en dat gas aan boord.

Als we al een heel eind Californië in zijn, rijden we plotseling in de fuik van de agricultural inspection. O, shit, daar was iets mee. We hebben geprobeerd op te zoeken wat je wel en niet in Californië mag importeren, maar het was niet zo duidelijk, en we hebben het verder laten zitten. Maar we hebben tassen vol verse groente en fruit in de auto liggen. En ja hoor, alle auto’s mogen doorrijden, maar de campers niet. Hebben we groente en fruit? Ja, zeggen we eerlijk. En wat dan? Sinaasappels en mandarijnen. Uit Californië, toevallig. En groente? Uh, tomaten. De beambte is heus vriendelijk, en als ze hoort dat onze camper gloednieuw is, is ze gerustgesteld. Maar wat is er dan?, vraag ik. En ze houdt een verhaal over gipsy’s die eieren onder de camper leggen. Ik begrijp er helemaal niets van. Zigeuners wordt van alles in de schoenen geschoven, maar dat ze eieren onder een camper verstoppen… Ze geeft een foldertje met informatie, en het blijkt om de gipsy moth te gaan, een insect dat in de 19e eeuw uit Europa is gekomen en dat in zijn vraatzucht zoveel planten eet, dat de bodem erodeert omdat er geen wortels meer zijn. De vrouwtjes leggen hun eitjes onder meer aan de onderkant van auto’s, vandaar dat gipsy, het zijn hitch hikers, lifters. Er is inderdaad de nodige erosie zichtbaar in Californië, en als dat te wijten is aan deze mot, kan ik me voorstellen dat ze er zo scherp op zijn.

Als we langs een real fifty’s diner komen, die ook nog een Peggy Sue heet, kunnen we dat niet weerstaan. We nemen een kijkje, bezichtigen alle Elvis Presley parafernalia (Peggy Sue is blijkbaar echt naar zijn liedje genoemd) en eten een stuk pecan pie. Het geheel maakt een wat sjofele indruk, zelfs de pie’s zouden er aantrekkelijker kunnen uitzien, maar toch is het wel een leuk belevenisje.

Voordat we aanmeren op de KOA-camping vlak voor Barstow, bezoeken we het oude westernstadje Calico. Calico Ghost Town noemen ze het maar liefst, en onze camping ligt aan de Ghost Town Road. Calico stamt oorspronkelijk uit 1880, en in de bloeitijd (rond 1887) van dit zilvermijnstadje leefden er 1200 mensen, waren er 22 saloons, een China Town, red light district en voorzieningen als winkels, school en kerk. En natuurlijk de zilvermijnen, meer dan 500 stuks. Toen de zilverprijs in 1907 meer dan halveerde, dutte Calico volledig in. In de jaren vijftig stonden er nog vijf gebouwen overeind, de rest was ingestort, afgebrand of verzwolgen door weer en wind. Die woestijn… Toen kwam ene Walter Knott; hij kocht het plaatsje, restaureerde de boel en maakte er een toeristische attractie van. De huidige saloon is een van de oorspronkelijke gebouwen, opgetrokken uit adobe, een bouwmateriaal dat bestaat uit zand, water, klei en organische materialen.

De sfeer die er hangt spreekt wel aan, je krijgt een goed idee van hoe dergelijke stadjes eruit zagen, en hebt het gevoel in een western rond te lopen. Maar het is ook allemaal een beetje vergane toeristenglorie. Er zijn nauwelijks gebouwen authentiek en/of openluchtmuseum-achtig ingericht, het zijn allemaal winkeltjes of cafés, waar het personeel vooral druk is met elkaar. Op enkele dichte deuren hangt: “back in 10 minutes”, zijn ze even buurten bij een collega.

Op de camping horen we dat de harde wind weinig voorstelt: vorige week waaide het met 130 mijl per uur. Toen stond de camping in no-time vol, iedereen vluchtte van de weg af. Vrachtwagens stonden langs de kant van de snelweg, konden niet verder. Ze moesten zelfs een overloopterrein voor campinggasten inrichten. Het is hier best vaak extreem weer, ook op tv zien we de tornado’s en giga onweersbuien voorbijkomen. Vooral die tornado’s maken onrustig, ze zijn al een aantal keer geweest in staten waar we een paar dagen eerder ook waren. We zwijnen er gelukkig telkens doorheen.

Gereden: 159 mijl, ca. 255 km

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *