Semi-historie in Concarneau

In Concarneau hebben we geluk: omdat het zondag is kunnen we gratis langs de weg parkeren vlakbij La Ville Close, de ommuurde stad uit de zestiende eeuw die in de haven ligt. We lopen door de straatjes en over de remparts (stadswallen). Het is een schattig stadje, met veel horeca en toeristenwinkeltjes.

Er wordt een festival oude muziek gevierd met schelle en vérdragende blaasinstrumenten, inclusief doedelzakken, en de muziek voegt een gezellig sfeertje toe aan deze semi-historische belevenis.

Tegenover de toegangspoort van de oude stad staat de overdekte markthal, les Halles, die ook deze zondagmorgen open is: en er is een crêperietje! Ik koop eindelijk mijn eerste crêpe au sucre – waarbij ik al mijn parate Frans moet aanwenden om er niet ook nog boter op te krijgen.

Vlak buiten Concarneau rijden we langs de conservenfabriek Courtin bij Trégunc. Verrassend genoeg (het is immers Pinksteren) is de fabriekswinkel open en omdat het gebouw er zo aantrekkelijk uitziet – het is gebouwd in de vorm van een groot schip – schieten we het volkomen lege parkeerterrein op. Binnen is een expositie over de geschiedenis van inblikken in het algemeen en deze fabriek in het bijzonder, en natuurlijk een winkel waar allerlei soorten ingeblikte vis en visproducten te koop zijn. We kopen wat blikjes, en toch ook maar een aardewerken schaaltje in de vorm van een vis, en een Bretons-gestreepte linnen tas.

Pont-Aven is halverwege de negentiende eeuw ‘ontdekt’ door schilders van verschillende nationaliteiten: Amerikanen, Britten, Scandinaviërs, Ieren en Nederlanders. Pas later kwamen de Fransen, en onder hen was in 1886 de beroemde Paul Gauguin. Hij verzamelde op zijn beurt allerlei schilders om zich heen en zo ontstond de post-impressionistische School van Pont-Aven. Nog steeds is het een geliefde plek voor kunstenaars, het wemelt er van de galerietjes. We parkeren de camper een stukje buiten het centrum (je moet wel, campers mogen niet in of vlakbij het centrum parkeren) en pakken de fietsen. Verdwalen kun je niet, we fietsen langs de oever van de rivier de Aven die het stadje doorsnijdt –  een van die 19e-eeuwse schilders schijnt dan ook verzucht te hebben: er zijn hier meer watermolens dan woonhuizen. Nu is dat niet meer zo, we zagen nog één watermolen, maar je kunt je er een voorstelling van maken.

Pont-Aven is een sfeervol plaatsje, er lopen veel toeristen de deuren plat bij alle koekwinkeltjes, maar er zijn ook schitterende woonhuizen en veel groen. Je ziet dat de bewoners plezier hebben in hun eigen omgeving, ze maken het voor zichzelf zo mooi, niet speciaal voor de bezoekers. Dat is toch anders dan de opgelegde schoonheid van Concarneau.

Het museum is gevestigd in het voormalige hotel van Julia Guillou, die als gastvrouw uitermate belangrijk is geweest voor de kunstenaarsgroep in de 19e eeuw. We bezoeken eerst de tijdelijke Cobra-tentoonstelling en daarna de vaste collectie. Het leuke van zo’n betrekkelijk klein museum is dat het niet zo druk is, en dat je in alle rust met je neus bovenop de schilderijen kunt staan. Als je per penseelstreek kijkt, zie je dat zo’n Karel Appel echt knap gemaakt is. Er hangen ook kindertekeningen, geïnspireerd op de Cobra-schilderijen. Dan zit je dus eigenlijk in een soort lus, tenslotte lieten de Cobra-kunstenaars zich op hun beurt inspireren door kindertekeningen.

De schilderijen van de School van Pont-Aven zijn ook erg de moeite waard. Bij de meeste schilders spat het plezier ervan af. Ook al zien de geschilderde dorpsmeisjes er soms wat nukkig uit (blijkbaar kostte poseren toch even wat moeite), de schoonheid van stadje, landschap en mensen is onmiskenbaar.

De France Passion waar we onze zinnen op hebben gezet ligt vlak buiten het plaatsje Erdeven. In de buurt zijn veel menhirs te zien, dus die willen we wel bekijken. Om bij Erdeven te komen moeten we de rivier de Efel oversteken, en laat daar nou net een versperring zijn voor auto’s boven de 2.70 m… die 500 meter van tevoren wordt aangekondigd. Enfin, een uur later dan gepland arriveren we op de bio-boerderij Le Champ de Trèfle. Het winkeltje is dicht, maar morgen kunnen we terecht.

We maken een praatje met Engelse camperaars (“Hebben jullie ook zo’n last van bumperklevers?” “Ja, nou!” “En als je opzij gaat om ze langs te laten begrijpen ze dat niet, dan draaien ze met je mee, en minderen ze ook vaart.” “Ja, precies, knipperen is niet genoeg, je moet met je arm zwaaien!” Wij buitenlanders zijn het heerlijk eens, die Fransen volgen wel de verkeersregels, maar ze anticiperen beroerd. En dat iemand eens iets aardigs doet…)

Een van de drie ezeltjes aan de overkant van het weggetje is drachtig, die staat op barsten, zo rond. Het is ook een heel ondernemend ezeltje, ze wurmt zich gewoon onder het schrikdraad door om buiten haar eigen weiland te grazen. En om het haar lompe hoeven door het graanveld te banjeren. Als ze genoeg heeft, gaat ze weer terug. Misschien niet drachtig eigenlijk, gewoon dik.

Vandaag gereden: 156 km

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *